Dit artikel gaat over een belangwekkende periode in de geschiedenis van het huidige Nederland, namelijk de periode 1557 tot 1597. Ik beschrijf namelijk 7 glazen uit de Sint Janskerk van Gouda die in deze periode van veertig jaar zijn ontstaan. Via deze glazen krijgen we op een indirecte manier ook een beeld van de historische gebeurtenissen uit die tijd. In 1557 leek alles nog op de tijd zoals die er eeuwen had uitgezien: de dagelijkse kalender werd geregeerd door de gebeurtenissen van het kerkelijke jaar: feestdagen van heiligen, processies en allerlei andere kerkelijke feestdagen. Iets van het gevoel van die tijd kon je afgelopen jaar terug zien in de St. Janskerk. In het teken van 750 jaar stadsrechten waren allerlei altaren en andere kerkelijke attributen weer terug geplaatst in deze Hervormde kerk. De kerk leek opeens weer katholiek te zijn. Maar in de zestiende eeuw ging het heel snel. Lees het verhaal over deze 7 glazen en je beleeft het met enige fantasie opnieuw.
Eerder schreef ik al enkele artikelen over de Goudse glazen en over de Goudse propagandaglazen. Nu bespreek ik de glazen van het noordelijk transept. Dat zijn er dus 7, de glazen 2 tot en met 8.

Voor de juiste historische volgorde moet je een beetje op en neer lopen. Van oud naar nieuw gaat dat dan als volgt. Je begint bij glas 7, daarna 5, 8, 6, 4, 3, 2.
Glas 7, 1557. Het oudste glas in dit deel van de kerk is het zogenaamde koningsglas. Het werd gemaakt door Dirck Crabeth. Het is geschonken door niemand minder dan de Spaanse vorst, Filips II. Het is één van de twee grootste glazen in de kerk, bijna 20 meter hoog. Het heeft door de eeuwen heen veel te lijden gehad van extreme weersomstandigheden. De voorstelling in het bovenste gedeelte was zelfs 120 jaar lang niet te zien doordat het na een hevige storm was uitgewaaid en vervangen door blank glas. Gouda is in 1557 dan nog zeer katholiek en sterk verbonden met deze koning. We zien helemaal boven de “Inwijding van de tempel door Salomo”. Het is niet lang na de grote brand in de St. Jan. Filips werd overgehaald om ook iets te betekenen in de wederopbouw. De keuze voor het onderwerp “de inwijding in de tempel” zal daar uit voortgekomen zijn.

Onder Salomo en zijn tempel zien we iets heel anders, de scene met het laatste avondmaal waarbij Filips zelf met zijn vrouw Mary Tudor, de koningin van Engeland, geknield links beneden, lijken aan te schuiven. Filips kennen de meeste Nederlanders wel, maar wie was zijn vrouw, de Engelse koningin? Pas in 1553 bij de dood van Mary’s enige broer de protestantse koning Edward VI trad de katholieke Mary Tudor uit de schaduw. Bij haar troonbestijging juichte het roomse deel van de bevolking en vreesden de protestanten in Engeland en in de Lage Landen het ergste. De troonswisseling zou grote gevolgen hebben. Op de Antwerpse beurs werd onder katholieken en ketters over niets anders gesproken en de Hollandse kooplui vroegen zich af of ze nog wel veilig waren in Engelse havens. Alle hofkunstenaars die zich in Londen ophielden, waren onder het schrikbewind van Hendrik VIII wijselijk overgegaan tot het protestantisme. Maar voor protestanten was het, zo lang Mary Tudor de scepter over het koninkrijk zwaaide, voorgoed gevaarlijk geworden. Roomse kunstenaars op het vasteland hoopten dat er aan het Engelse hof nu werk te vinden was en de een na de ander zeilde per vrachtschip de zee over om zijn geluk in het land van koningin Mary Tudor te gaan beproeven. In juli 1554 arriveerde Philips (hij zou een jaar later als Filips II zijn vader Karel V opvolgen) in Engeland en werd het huwelijk in de kathedraal van Winchester in tegenwoordigheid van vele hovelingen van Karel V officieel gesloten. Philips sloot dit huwelijk op aandringen van zijn vader in de hoop dat Engeland onder een katholieke vorstin een goede bondgenoot zou worden. In 1558 stierf “Bloody Mary” (Tijdens haar bewind zouden ruim driehonderd protestanten naar de brandstapel worden gevoerd.) Na een korte periode na zijn huwelijk in Engeland te hebben doorgebracht was Filips weer naar Spanje vertrokken en had zijn vrouw alleen achter gelaten.
Wat zien we nog meer op dit glas. De jongste apostel, Johannes, zit bij Jezus op schoot. Van Judas is alleen zijn rug te zien. Met een geldbuidel op zijn rug (helemaal rechts) verlaat hij de ruimte, hij heeft letterlijk “zijn gezicht verloren.” Ook de andere apostelen zou je moeten kunnen identificeren, zoals dat ook op andere voorstellingen van het laatste avondmaal vaak goed mogelijk is, zoals bij het een halve eeuw eerder gemaakte “Laatste avondmaal” van Leonardo da Vinci. Dirck Crabeth maakt het tafereel heel levendig, door ook de kruik en de hond op de voorgrond weer te geven. De bebaarde man met blauwe kledij, dat zal Petrus zijn. Om het gezicht van Jezus zien we de tekst “Ecce Plusquam Salomon Heic”, “Ik vertegenwoordig meer dan Salomo.” Hiermee wordt de link gelegd naar de afbeelding van de inwijding van de tempel, hoog in de nok van de kerk.

Glas 5, 1561. Vier jaar later maakte zijn broer Wouter Crabeth een glas met daarop “de koningin van Sheba die koning Salomo bezoekt”. Zij staat met haar gevolg en haar geschenken voor de troon van de koning met zijn lijfwacht en zijn raadslieden. Jezus noemde een “koningin van het Zuiden” die Salomo had bezocht, Origenes (een bijbelwetenschapper uit de derde eeuw) identificeerde haar met de koningin van Sheba. Hij dacht ook dat zij de mythische bruid is uit Hooglied 1:5, mede omdat de bruid daarin zegt: “donker ben ik”. Op onderstaande afbeelding is zij echter niet donker maar blank. De koningin was volgens de legende benieuwd naar die ene God waar Salomo zo trouw aan was. Ze stelt hem allerlei lastige vragen, en raakt onder de indruk van zijn kalmte en van zijn wijze antwoorden. Het verhaal over deze koningin komt ook in een andere versie in de koran voor. Muziekliefhebbers kennen haar door het stuk” the Arrival of the Queen of Sheba” van Georg Friedrich Händel (onderdeel van het oratorium Solomon.)

Opdrachtgever is Elburg van den Boetzelaer, abdis van het klooster te Rijnsburg. In 1553 jaar werd zij door de kanunnikessen als nieuwe abdis voorgedragen. Ondanks het feit dat de rentmeester van de abdij haar tegenover de onderzoekers voorstelden als bestuurlijk en religieus onbekwaam, bekrachtigde Karel V haar benoeming. Wij zien haar in het beneden gedeelte met achter zich haar beschermheilige, de engel Gabriël. Hem kunnen we herkennen aan de staf die hij in zijn hand houdt als symbool van zijn kwaliteit als Goddelijke boodschapper. Zoals de koningin van Sheba geschenken aanbiedt aan Salomo, zo schenkt de abdis dit Goudse glas aan de kerk, de woning van God. 5 jaar na de voltooïng van het glas brak de beeldenstorm uit. Zij liet toen (waarschijnlijk onder druk) de heiligenbeelden in haar eigen abdij te Rijnsburg verwijderen en maakte het mogelijk dat er calvinistische predikanten hun werk mochten doen. Na haar overlijden in maart 1568 werd zij in de abdijkerk bijgezet.

Glas 8, 1566. Dit glas is ook weer door Wouter Crabeth gemaakt. Uitgebeeld wordt de bestraffing van de tempelrover Heliodorus. Bij zijn poging tot roof van de tempelschatten (apocrief boek 2, Maccabeën 3), wordt Heliodorus door drie engelen gestraft. Je ziet drie boze mensen in een tempel, een te paard. Als je goed kijkt zijn het geen boze mensen, maar engelen (ze hebben vleugels). Ze richten zich niet op het vernielen van beelden, maar juist op de persoon die de tempel ontheiligde. Die ligt op de grond en wordt door deze engelen gestraft. Op de achtergrond zien we biddende mensen en soldaten, ze lijken blij dat er gerechtigheid komt. Het is geen toeval dat dit verhaal, de roof van schatten uit een tempel, gemaakt is in het jaar van de beeldenstorm!

De opdrachtgever van dit glas is namelijk Erik II van Brunswijk-Calenberg-Göttingen, heer van Woerden. Hij zit (op de afbeelding hieronder) geknield op een kussen voor een bidstoel. Achter hem staat een heilige met een rooster in zijn handen. Dat is natuurlijk Laurentius, die volgens de legende levend op een gloeiend rooster werd gemarteld. De naam Erik is niet gekoppeld aan een internationale heilige, hij komt uit Scandinavië. Misschien had deze Erik als tweede voornaam Laurentius? Hij diende in het leger van keizer Karel V en daarna ook dat van Filips II, en nam deel aan enkele oorlogen. Gedurende de Slag van Saint-Quentin (1557) maakte hij zich verdienstelijk door twee belangrijke mensen als gijzelaar gevangen te nemen. Zij bleken een belangrijke troef bij de vredesonderhandelingen. Als blijk van dank kreeg hij in 1558 van Filips II de heerlijkheid Woerden. In september 1566, het jaar van de Beeldenstorm, onderdrukte deze Erik van Brunswijk met harde hand een poging om de lutherse eredienst in te voeren in de Petruskerk in Woerden. Waar in datzelfde jaar de abdis van Rijnsburg overstag ging bleef Erik van Brunswijk dus trouw aan de oude religie. In datzelfde jaar gaf hij daar nogmaals blijk van met de schenking van dit glas “De tempeluitdrijving van Heliodorus” aan de St.-Janskerk in Gouda. Op het glas (hieronder, in de top) staat de tekst “Catholicae religionis ergo” (vanwege de katholieke godsdienst). Hij was niet alleen heer van Woerden, kijk maar naar de tekstband: de illustere Eric, dank aan God, hertog van Brunswijk en heer van Luneburg, Baro, Liesveld en Woerden, vanwege de katholieke religie, 1566. Eerbiedig heeft hij zijn wapenuitrusting voor zich op de grond gelegd. We zien een helm, schild, espa (dubbele bijl) en handschoenen. De getoonde wapenschilden links en rechts zijn niet die van Hollandse steden maar juist van Duitse steden (Stolberg) keurvorstendommen (Brandenburg), hertogdommen (Saksen) enz. Hij liet zien dat hij niet de minste was!

Glas 6, 1571. Maker is Dirck Crabeth. Gouda is nog steeds katholiek. Op dit glas wordt de onthoofding van Holofernes uitgebeeld. Volgens het apocriefe boek Judith werd de stad Bethulië, gelegen in het noorden van Israël, langdurig belegerd door Assyrische troepen. De bevelhebber Holofernes onthaalde Judith, die het vijandelijke kamp was binnengedrongen, in zijn tent op een feestmaal. Toen hij dronken was, onthoofdde Judith hem met zijn eigen sabel Hier beneden zie je de moorddadige scene, links het onthoofdde lichaam en rechts Judith met in haar hand een zwaard en in een doek het hoofd.

Boven in het glas zie je het tentenkamp en het kasteel

Opdrachtgever was Margaretha van der Mark. Zij was inmiddels weduwe van Jan van Ligne, graaf van Aremberg. Deze sneuvelde in 1568 als Spaans veldheer te Heiligerlee. Toen het glas werd gemaakt was Jan van Ligne dus al drie jaar dood. Maar Margaretha laat niet alleen zichzelf, maar ook de gesneuvelde echtgenoot zien in de beneden helft van het glas. We zien Margaretha met achter haar de Heilige Catharina (met als attribuut het rad en het zwaard) en Jan van Ligne met achter hem Johannes de Doper (met als herkenbaar attribuut het lam Gods). Margaretha van der Mark koos wellicht voor deze scene denkende aan de gewelddadige dood van haar man waarbij zij zich zelf zag als de wraak nemende Judith.

Slechts een jaar later, In 1572 werd Gouda bezet door de geuzen onder leiding van Adriaen van Swieten. Er vonden plunderingen plaats en het stadsbestuur besloot de Sint-Janskerk te sluiten. De beruchte geuzenaanvoerder Lumey maakte ook in Gouda slachtoffers. Twee geestelijken werden gemarteld en ter dood gebracht. In 1573 werd de Sint-Janskerk formeel overgedragen aan de gereformeerden. De glazen 4, 3 en 2 in het noordelijk transept stammen uit de periode dat de St. Jan officieel protestants was.
Glas 4, 1594 door Adriaen Gerritsz. de Vrije. De Vrije was getrouwd met Claertgen Wouters, een dochter van de Goudse glazenier Wouter Crabeth. De Vrije leerde zo het glasschilderen van zijn schoonvader. Tot die tijd waren alle glazen in de St. Jan gemaakt door Wouter of Dirck Crabeth. In opdracht van de hoogheemraden van Rijnland maakte hij in 1596 een glas volgens zijn eigen ontwerp. Dit glas was het eerste gebrandschilderde glas dat na de reformatie in de kerk werd geplaatst. (In opdracht van de Staten van Holland maakte hij eveneens in 1596 het zogenaamde Statenglas, getiteld “De vrijheid van consciëntie” naar een ontwerp van de Utrechtse schilder Joachim Wtewael. Dit glas besprak ik, samen met andere glazen, hier.)
We zien op glas 4 dus de “Wapens van de hoogheemraden van Rijnland”. Het raam werd geschonken ter nagedachtenis aan de middeleeuwse graaf Willem II. Deze stierf namelijk een gewelddadige dood in 1256, op slechts 28-jarige leeftijd. Omdat hij een jaar daarvoor de hoogheemraden van de Spaarndam (Rijnland) een privilege had gegeven werd hij eeuwenlang beschouwd als stichter van het hoogheemraadschap van Rijnland. Geen afbeelding dus van een Bijbelse gebeurtenis, maar een herinnering aan een historische gebeurtenis en de verheerlijking van een burgerlijk verbond: de hoogheemraden van het Rijnland. Twee details:


Glas 3, 1597 door Gerrit Gerritsz. Cuyp. We zien de Dordtse stedemaagd in een zgn. Hollandse tuin, omringd door de wapens van een 15-tal steden.

In het boven en het benedengedeelte van het glas zijn vier vrouwenfiguren uitgebeeld. Beneden zien we er twee: Gerechtigheid en Standvastigheid. Schenker is de stad Dordrecht.

Glas 2, 1597, door Willem Thybaut. We zien de inneming van Damiate. De Egyptische havenstad Damiate werd in 1219 veroverd door de kruisvaarders, waarbij de Haarlemse kruisvaarders zich in het bijzonder hebben onderscheiden. Een schip vaart met volle zeilen de haven binnen en verbreekt de zware ketting waarmee de haven was afgesloten. Het glas is geschonken door de stad Haarlem, ter meerdere eer en glorie van deze stad.

Zie ook:
De Goudse glazen
De Goudse propagandaglazen
De Regulierenglazen in de Van der Vormkapel
Johannes de doper in Gouda, deel 1
Johannes de Doper in Gouda, deel 2
Pingback: De Goudse Glazen | De kwintencirkel
Pingback: De Goudse propaganda glazen | De kwintencirkel
Pingback: Het interieur van de Sint-Janskerk van Gouda | De kwintencirkel
Pingback: Johannes de Doper in Gouda, deel 2 | De kwintencirkel
Pingback: De regulierenglazen in de Van der Vormkapel | De kwintencirkel
Pingback: Johannes de Doper in Gouda | De kwintencirkel