Je weet niets van kunst, niets van de bijbel, niets van technieken. Je kijkt zo onbevoordeeld mogelijk naar een schilderij waarop de opwekking van Lazarus wordt uitgebeeld. Je laat alles diep in je ziel doordringen. Als je dat lukt: je krijgt een muzikale, ja goddelijke sensatie.
Zo probeert een vriend van mij, die veel van kunst af weet allereerst te kijken naar een kunstwerk. Mij overkomt dat ook af en toe. Ik had het in ieder geval toen ik de aanbidding van de wijzen zag in de dom van Keulen van Stefan Lochner uit 1440, of de pala di san Giobbe van Bellini in Venetië, uit 1487. Kunst die je kunt bekijken vanuit het handwerk, maar die je ook kunt ervaren als muziek, met een hogere, enigszins mystieke dimensie.
De St. Nicolaikirche van Kalkar biedt zeer vele mogelijkheden om dergelijke ervaringen te hebben. We waren er gisteren. Ik ben er nog vol van. Ik licht er twee uit. De “Dufay” van Kalkar is voor mij een anonieme kunstenaar die de apostelen met Christus maakte, waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig van een inmiddels verdwenen doxaal. Ook de apostel Johannes is verdwenen, maar de overige beelden staan boven op de koorbanken, voor het hoogaltaar van Meister Arnt, Jan van Halderen, Meister Loedewich en Jan Joest, waarover dadelijk meer. Het zijn eenvoudige beelden en als je iets weet van de iconografie zie je om welke apostelen het gaat. Dat is de oppervlakte. Maar je ervaring kan verder gaan. Zo zie je hier de apostel Simon. Hij wordt meestal met een zaag afgebeeld. Maar in al zijn eenvoud ervaar je als je er voor openstaat de ziel van de kunstenaar die zich inleeft in deze eenvoudige visser die zijn leven dienstbaar maakt aan dat van zijn leermeester. Als je dat voelt, dan heb je een muzikale ervaring zoals wanneer je luistert naar een cantus firmusmis van Dufay uit dezelfde tijd. Je kent de iconografie, in de tenor zit een bekende melodie en die hoor je als kapstok. Maar de ziel van de muziek zit in de andere stemmen, vooral in de sopraan. Die probeert te communiceren, die zegt meer dan alleen wat je in de tenor al weet. De andere stemmen zingen het ingetogen verhaal van de gelovige kunstenaar. Dat is de nieuwste kunst van die tijd, de opvolger van de vorige nieuwe kunst, ars nova. Maar het blijft goddelijke kunst. De communicatie is voor ons 21e eeuwers niet vanzelfsprekend. Wij hebben dat verleerd. Zoals ook het kijken naar die anonieme beelden uit 1450 niet vanzelfsprekend is.
Rond 1500 is in Italië de renaissance op zijn hoogtepunt. Leonardo da Vinci en Rafael maken er de dienst uit. Zij maken goddelijke kunst, niet te evenaren, iedere kunstenaar uit die tijd werd er door overdonderd. Maar wat vinden we van Jan Joest, die 20 schilderijen maakte voor het hoogaltaar van Kalkar. Je kunt er maar 10 tegelijk zien, de andere 10 zie je als het altaar met het beeldhouwwerk in het midden gesloten wordt, in de kersttijd. Dan zie je de verborgen schilderijen van Jan Joest met o.a. het hele kerstverhaal.
Maar nu zie je bij een van de andere tien bijv. de opwekking van Lazarus. Je herkent het verhaal, Lazarus is al dood en wordt door Christus tot leven gewekt. In de geest van de Vlaamse primitieven (Jan Joest heeft voordat hij naar Kalkar kwam een tijd in Brussel gewerkt) zien we veel meer dan het verhaal uit het nieuwe testament. We zien hoe trots het stadhuis van Kalkar op de achtergrond wordt getoond. (Staat er nog steeds, in de Ratskeller kun je heerlijk eten). We zien hoe mensen zich afwenden met hun hand of doek voor de mond: Lazarus was echt dood, hij stinkt al. We zien op de voorgrond levensechte details als zand, opzij geschoven om het graf van Lazarus te openen, en bloemetjes. Op de grafsteen staat al geschreven wanneer Lazarus overleden is, zoals dat in de tijd van Jan Joes gebruikelijk was om op grafstenen van zijn tijdgenoten te zetten.
Toch is ook dit nog steeds de oppervlakte. De ziel van het schilderij zit hem voor mij in de blik van Lazarus, die opkijkt naar Christus, en in Christus, die die blik beantwoordt. Daarin zit dezelfde goddelijkheid die ik bij Lochner en bij Bellini ervoer, dat is voor mij de goddelijke ervaring die ik nog steeds bij het Ave Maria van Josquin kan hebben, vooral als vlak voor het einde de bas een octaafsprong maakt, zich opricht naar Maria (memento mei..!), om haar te smeken om te bemiddelen tussen mij, eenvoudige mens, en Christus, als de tijd gekomen is.
Pingback: Jeroen Bosch | Pieter Simons column
Pingback: Het altaar-retabel uit de Sint Jan van den Bosch | Pieter Simons column
Pingback: Geertgen tot Sint Jans | De kwintencirkel
Pingback: Arnt der Bilderschneider | De kwintencirkel
Pingback: 750 jaar Gouda | De kwintencirkel