Onze eerste minstreel Henric van Veldeke, geboren nabij Hasselt in Belgisch Limburg, was in de tweede helft van de twaalfde eeuw een erudiet persoon en nog lang diende hij andere minstrelen tot voorbeeld. Hij kende naast het Nederlands van die tijd ook Latijn, Frans en Hoogduits. Latijn is logisch, hij zal een goede opleiding aan een kapittelschool hebben gehad. Leerde hij daar ook Frans? Waarschijnlijk wel. Henric van Veldeke begon zijn loopbaan in dienst van het kapittel van Servaas in Maastricht die hem de opdracht gaf om de legende van het leven van Servaas te schrijven in dichtvorm, in het Nederlands. Dat heeft hij met verve gedaan en schreef zo, nog voor de Vlaamse dichter van Maerlant een halve eeuw later, verzen in het Nederlands.
Toen hij later in Duitsland woonachtig was ging hij in het Hoogduits schrijven, en zo kennen ze hem in het huidige Duitsland: als de eerste Duitse dichter. Hij schreef in het Duits naast liederen de Enéide, het verhaal van Dido en Aeneas, en gebruikte daarvoor als basis een net gereed gekomen Franstalige versie. De versie van Henric van Veldeke springt er in positieve zin uit. Duidelijk is dat hij ook Frans kon lezen. Maar hij maakte geen vertaling, maar gebruikte naast de bestaande Franse ook de originele Latijnse tekst van Ovidius. Waarschijnlijk heeft hij zijn opleiding gehad aan de kapittelschool van Sint Truiden. Zijn familie had connecties daarmee, en het blijkt dat veel sculpturen uit die abdij verwantschap hebben met sculpturen die in dezelfde tijd in de Servaas zijn gemaakt. Wibald van Stavelot, Franstalig, zwaaide er de scepter.
Het boek ”Henric van Veldeke en zijn muziek” vormt de basis van dit artikel. Het eerste hoofdstuk schetst de politieke situatie, en die is in dit geval van groot belang, omdat Henric van Veldeke waarschijnlijk een rol speelde in de politieke spelletjes van die tijd. Het ging er vooral om: wie was belangrijker, de paus of de keizer. In het Oost-Romeinse rijk was de keizer nog steeds belangrijker dan de patriarch, en de Rooms-Duitse keizer wilde dat model nu voor eens en voor altijd vastgelegd hebben, ook voor zijn eigen rijk. De paus daarentegen was steeds meer bezig om zich ook wereldlijk gezag toe te eigenen. Het gebied van de pauselijke staat breidde zich steeds verder uit. De strijd ging nu vooral hier over: wie mocht de bisschoppen aanstellen? De figuur van Servaas was een middel voor de keizer en zijn raadgevers, onder wie de proost van het Servaaskapittel, om in deze investituurstrijd hun gelijk te halen. Servaas was een bisschop die voldeed aan het ideale model. En in een verhaal moest dat nog aannemelijker worden gemaakt. De legende van het leven van Servaas moest dus worden opgeschreven. Tegelijk kon het kapittel hier ook ter plekke wat mee: het was een van de manieren om Servaas te promoten en pelgrims naar Maastricht te lokken. In precies dezelfde tijd werd het westwerk van de kerk gebouwd en werden geraffineerd vormgegeven kapitelen gehouwen. Ook werd er een vergulde kist gemaakt die op het altaar kwam te staan, de zogenaamde Noodkist, met het gebeente van de heilige. Het altaar werd versierd. De symboliek van de profeet Zacharias als een soort vooraankondiging van Servaas moest dienen om de politieke doelen van keizer en kapittel ook in beeld te vangen. Ook op andere plekken, zoals door middel van het nog steeds beroemde timpaan in het westelijke deel van de kerk werd Servaas gepromoot. En niet veel later werd opdracht gegeven tot de bouw van een enorm nieuw portaal aan de zuidkant, het zogenaamde bergportaal. Daarin kon je zelfs in een stamboom zien hoe belangrijk en heilig Servaas wel niet moest zijn, hij was familie van niet minder dan Maria, de moeder van Jezus!
In de andere hoofdstukken van het boek gaat het over de bouwkundige zaken die laten zien dat er een connectie bestond tussen bijvoorbeeld Maastricht en Sint Truiden, maar ook tussen Maastricht en Duitse gebieden zoals de Wartburg in Eisenach. Henric van Veldeke was in dienst van de graven van Loon en zo kwam hij op veel plaatsen. Aan de hand van het Maastrichtse getijdenboek wordt de hoofse cultuur van die tijd belicht, die we sterk terug zien in zijn minneliederen. Een ander belangrijk hoofdstuk gaat over de taal van Henric van Veldeke. Aannemelijk wordt gemaakt dat de overgeleverde tekst, afkomstig van een afschrift uit latere tijden, dicht bij het origineel komt. Er blijkt namelijk nog een fragment van het origineel te bestaan, en dat is exact gelijk aan het overeenkomstige deel in de latere afschrijving. We kunnen dus met een zekere mate van zekerheid concluderen dat de rest ook hetzelfde als het origineel is. Ook lijken er aanwijzingen te zijn dat de Duitstalige gedichten eerst in een taal die nog dicht bij het Nederlands staat zijn geschreven en pas later zijn verduitst. Aan de hoofse liederen, de Servaaslegende en aan de Enéis worden aparte hoofdstukken gewijd. Zo is er zelfs naar aanleiding van het verhaal van van Veldeke een stripverhaal gemaakt in 1474, dat zich thans in het nationale museum van Wenen bevindt.
De minneliederen van Servaas zijn ook vaak van afbeeldingen voorzien. Onderstaande afbeelding verbeeldt Veldeke terwijl hij onder een boom aan het dichten is.
In de twee laatste hoofdstukken wordt onderzocht of er reconstructies mogelijk zijn van de praktijk van de minnezangers uit die tijd, waarbij ook muziek wordt gebruikt. En niet alleen wordt gekeken naar de muziek van de minneliederen, ook wordt onderzocht hoe de meer verhalende gedichten zoals de Servaaslegende of het verhaal van Dido en Aeneas zouden hebben kunnen klinken. De minnezangers maakten veelal gebruik van vaak voorkomende bouwstenen, zogenaamde contrefacten. Dat helpt om tot een soort reconstructie te kunnen komen. Hieronder een stukje uit de Enéis van van Veldeke. Waarschijnlijk klonk er ook een begeleiding bij van misschien een luit.
Dido woelt in haar bed en kan van verliefdheid de slaap niet vatten. (Berlijn, Pruisische staatsbibliotheek)
‘Owee, heer Aeneas. wat was ik machtig, toen ik u voor de eerste keer tegenkwam. En dat ik u heb gezien in dit land, dat moet ik zeer beboeten.‘ (‘Giwaltig’ kun je misschien ook vertalen als ‘overweldigd’. ‘engelten = ontgelden’)
Afgezien van mijn zangkunsten die niet al te best zijn, heb ik toch grote twijfels of het zo ongeveer geklonken heeft. Alle geleerde navorsingen ten spijt, zou onderstaande versie, die ik spontaan verzin, niet dichter bij het origineel komen?
Het is een buitengewoon rijk boek, mooi vorm gegeven en met prachtige platen. Ik ben dit artikel begonnen met Henric van Veldeke en de Servaaslegende, daar eindig ik dan ook mee. Hieronder een fragment uit dat dichtwerk, het deeltje dat gaat over het belang van Servaas: Karel de Grote wilde al dat iedereen naar Maastricht kwam!
Doen coninck Karle ende sijne man den seghe dae alsoe ghewan – daer hem God dede ghenade – doen waert hij des te rade dat hij sijne boden sande in Vranckrijke tot sijnen lande. Doe hem God loeste uuter noet den busscoppen hijt ontboet clercken ende gheleerden, abden ende bekeerden. Mit goeden trouwen hij dat dede ende bat hon mit soeter bede, den heren van Vranckrike, ende ontboet hon vriendelike wie dat heme erganghen was, datten God ende Sinte Servaes uuter sorghen verloeste ende ghenadeliken trooste. Hij ontboet hon sijne holde op dat hon God gheven wolde ter zielen dat ewich liecht, dat sij voeren te Triecht ende Sinte Servaes den werden verhieuen uuter eerden ende hoechden ende eerden ende sijnen loff vermeerden, want hoem die eer wale betam ende hij heme te hulpen quam doen hoem des noet was; want hem der goede Sinte Servaes uuter sorghen verloeste wijseliken hijt bedachte. Dat Karle gheboden hadde soe des waren die keersten voele vroe. |
Zodra koning Karel en zijn mannen daar dankzij Gods genade de zege hadden behaald, besloot hij boodschappers te sturen naar zijn land, Frankrijk. Toen God hem uit de nood had gered, liet hij bisschoppen, klerken, geleerden, abten en kloosterlingen bijeenroepen. Oprecht vertelde hij de Franse heren in vriendelijke bewoordingen hoe het hem vergaan was en hoe God en Sint Servaas hem genadevol te hulp waren gekomen en uit de nood hadden verlost. Hij beval hen in Gods genade aan – opdat Hij hun zielen het eeuwige licht wilde geven – en riep hen op naar Maastricht te gaan teneinde de dierbare Sint Servaas te diens eer en glorie en ter vermeerdering van diens roem te verheffen; Servaas kwam die eer waarlijk toe, omdat hij Karel te hulp was geschoten toen dat noodzakelijk was. Omdat de goede Sint Servaas hem van zijn zorgen had verlost, kwam hij op dat verstandige idee. De gelovigen waren zeer verheugd over Karels opdracht. |
- Henric van Veldeke en zijn muziek, onder leiding van Herman Baeten. Alamire, ISBN 90-6853-203-6.
- In de schaduw van de keizer, Hendrik van Veldeke en zijn tijd (1130-1230). Jozef D. Janssens. Walburgpers. ISBN 978-90-5730-528-3
- Order and confusion, Fred Ahsmann, Clavis, kunsthistorische monografieën deel XXIV, 2017. ISBN 978-90-75616-13-2
Gerelateerde artikelen:
- De Servaaskerk van Maastricht en Karel de Grote
- Middeleeuwse graven en grafmonumenten in de Servaas van Maastricht
- Maastricht en Quedlinburg
- De Servaas van Maastricht en de Wartburg van Eisenach
- Wie was heimo, de beeldhouwers van Maastricht-in-de-twaalfde-eeuw
- Een echo van eeuwigheid: de Romaanse kapitelen in de O.L.V. kerk van Maastricht
- Het iconografische programma van het koor van de Servaaskerk van Maastricht in de twaalfde eeuw
- De keizerzaal in de Servaaskerk van Maastricht
- De kapitelen van de Servaas
- Nimrod in de Servaas
- De schatkamer van de Servaas
- In den ouden Vogelstruys
- De schat van Lienden en de asielzoeker Servaas
Pingback: Allerzielen en de sleutel van Servaas | De kwintencirkel